C09-2 Angst voor toilet

Bang om te poepen

Alle kinderen zijn wel eens bang. Bang zijn hoort er bij en kinderen leren hun angsten te overwinnen. De hulp van ouders is daarbij onmisbaar. Bang zijn voor de w.c. komt vaak voor bij kinderen in de peutertijd. Meestal duurt het enkele weken tot maanden en gaat het voorbij zonder dat professionele hulp nodig is.

Maar wanneer is bang zijn niet meer ‘gewoon’? Wanneer is het belangrijk de hulp van een deskundige in te schakelen en wat kun je dan verwachten? Juist bij jonge kinderen zullen hulpverleners en ouders samen moeten zoeken hoe het kind te helpen. Ouders zijn de belangrijkste schakel richting herstel. Dit vraagt van ouders en hulpverleners om samen te werken. Het tempo van veranderen wordt bepaald door het kind. Ouders en hulpverleners zijn volgend en geven het vertrouwen dat het kind weer op de w.c. zal durven plassen en poepen. In dit artikel worden tips besproken voor ouders en hulpverleners.

Bang zijn – normale ontwikkeling

Blij, boos, bang en bedroefd zijn de 4 basisemoties. Kinderen leren al jong deze emoties te herkennen. Het is belangrijk om de emotie ‘bang’ te herkennen, omdat het je waarschuwt voor dreigend gevaar. Bang of angstig zijn voel je in je lijf: je hart gaat sneller kloppen, je gaat zweten, trillen of beven, de spierspanning neemt toe en je wilt weg of je wilt vechten. Ook andere reacties zoals duizeligheid, misselijk zijn of het gevoel te stikken komt voor. Het is een naar gevoel, waar je zo snel mogelijk van af wilt.

Angst is een normale reactie. Het treedt op wanneer we een risico lopen op pijn, de dood of sociale uitsluiting. Angsten gaan over jezelf of over anderen: het gevoel van angst dat jezelf iets overkomt kan net zo groot en beangstigend zijn als de angst dat een dierbare iets overkomt.

Babies, peuters en schoolgaande kinderen hebben andere angsten. Kinderangsten zijn vaak typerend voor de ontwikkelingsfase. Tussen de 6 en 12 maanden ontwikkelen veel kinderen angst voor vreemden. Wanneer kinderen fantasie ontwikkelen kunnen ze bang zijn voor spoken, heksen, draken en monsters die niet bestaan. Vanaf een jaar of 5 kunnen kinderen bang zijn voor de dood. Veel kinderen ontwikkelen tijdens de schoolleeftijd faalangst. Deze angsten zijn normaal, passen bij de leeftijd en gaan meestal vanzelf weer over. De meeste kinderen laten zich gerust stellen. Het gedrag van hun ouders of van een andere volwassene, diens aanwezigheid en kalme woorden helpen het kind om angst te overwinnen. Wanneer kinderen veel ervaringen hebben gehad waarin ze leerden niet meer bang te zijn voor iets dat hun eerst vrees gaf, leren ze hun eigen angst de baas te worden. Langzamerhand hebben ze de hulp van papa of mama (of een andere volwassene) niet meer nodig.

Angststoornis

Als het gevoel van angst of vrees optreedt zonder dat er sprake is van werkelijk gevaar en de angst niet meer past bij de leeftijd en ontwikkelingsfase kan sprake zijn van een angststoornis of fobie. Er kan sprake zijn van een specifieke angststoornis of een gegeneraliseerde angststoornis. Bij een specifieke angststoornis of fobie zijn kinderen bang voor een duidelijk omschreven object of situatie. Bij een gegeneraliseerde angststoornis heeft het kind aanhoudende zorgen over verschillende levensdomeinen, alledaagse zaken en het eigen presteren op school en in de vrije tijd.

Kinderen met een angststoornis of fobie laten zich niet makkelijk kalmeren of gerust stellen. Zij gaan situaties mijden waarin ze dat tegenkomen waarvoor ze bang zijn. Niet altijd is duidelijk dat een kind bang is, omdat een kind vermijdt erover te spreken en weigert aan bepaalde situaties deel te nemen. Een bekend voorbeeld is dat een kind niet meer naar school wil, wanneer het bang is om gepest te worden of niet aan de verwachtingen kan voldoen. Kinderen met zindelijkheidsproblemen kunnen angst hebben dat anderen het ontdekken, dat ze gepest worden of dat de juf boos wordt. Als angsten lijden tot vermijdingsgedrag heeft dit een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling en welbevinden. Als u dit gedrag bij het kind herkent, is deskundige hulp nodig. Ouders kunnen contact opnemen met de praktijkondersteuner van de huisarts of het sociaal team van de gemeente. Wanneer u denkt aan gegeneraliseerde angst is contact met een deskundige altijd nodig.

Poepangst en toiletangst

Een veel voorkomende specifieke angst is “poepangst”. Niet durven poepen op de WC komt voor bij ongeveer 1 van de 4 peuters tussen de 18 en 30 maanden. Kinderen met poepangst gaan wel naar de WC om te plassen, maar willen een luier om in te poepen. Als een kind op aandrang reageert en vraagt om een luier of zich terug trekt om te poepen, is het in principe gewoon zindelijk. Deskundigen spreken van het “toilet weiger syndroom” als de angst langer dan een maand duurt. Poepangst en toilet weiger syndroom gaan meestal vanzelf over en specialistische hulp is niet nodig. Het beste is om een kind (tijdelijk) weer een luier te geven als het moet poepen. Als een kind met een luier aan durft te poepen, wordt voorkomen dat het kind “ophoudgedrag” gaat ontwikkelen. De meeste kinderen gaan binnen een half jaar weer gewoon naar de WC.

Er zijn een paar alarmsignalen, wanneer hulpverlening wel nodig is. De meest voorkomende is dat het kind klaagt over pijn bij poepen, vaak buikpijn heeft of als u denkt dat sprake is van obstipatie.. Soms kan 1 pijnlijke ervaring aanleiding zijn voor een reeks van klachten. In al die gevallen is hulp van een arts (huisarts, jeugdarts) nodig. Ook is het belangrijk om hulp te vragen als het gedrag van het kind leidt tot strijd tussen ouders en kind of als de angst niet binnen enkele maanden over gaat.

Een kleinere groep kinderen gaat niet naar de WC om te poepen en ook niet om te plassen. Deze kinderen hebben “toiletangst”. In de peuterleeftijd is dit een veel voorkomende en onschuldige angst. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld bang dat ze in de WC vallen, dat hun billen nat worden of dat er monsters uit de WC komen. Deze angsten passen bij de ontwikkelingsfase, zijn tijdelijk en gaan over. Ouders kunnen hun kind helpen met een praktisch hulpmiddel (zoals een brilverkleiner en een krukje onder de voeten) en ‘peptalk’. Het meest belangrijk is dat ouders de gevoelens van hun kind serieus nemen en hen leren niet bang te hoeven zijn.

Soms is de angst extreem en ouders beoordelen de angst van hun kind als overdreven of onredelijk. Deze kinderen hoeven alleen nog maar te denken aan de WC en dan zijn ze al bang. Deze kinderen zullen de WC hardnekkig vermijden, ook na de peutertijd. Toiletangst kan leiden tot ernstige beperkingen in het gewone leven en kinderen kunnen hardnekkig ophoudgedrag laten zien, zowel voor plassen als poepen. Dit gedrag maakt dat ouders zich onmachtig kunnen voelen. Dan is hulpverlening nodig om de angst van het kind te begrijpen en te verminderen. De eerst ingang voor hulp vindt u bij de huisarts en de praktijkondersteuner van de huisarts, deze kan u doorverwijzen naar een deskundige in de omgeving.

Adviezen voor ouders hoe hun kind te helpen met poep- en toiletangst

Het belangrijkste (en vaak het moeilijkste) advies voor ouders is: blijf rustig. Als een ouder zich gespannen voelt, zal het kind dat merken. Daardoor verhoogt de spierspanning van een kind en zal het niet lukken om te plassen of poepen. Bent u een dag wat moe of prikkelbaar, vraag dan aan uw partner (of aan oma, opa of een oppas) om uw kind te helpen.

Ga aan de slag met de kennis die u in dit artikel hebt gelezen. Probeer uw kind te begrijpen en laat merken dat u de gevoelens van uw kind serieus neemt. Geef uw kind een luier, als het daarin wel goed kan plassen of poepen. Toon vertrouwen dat het goed komt. Weet dat u als ouder uw kind al meer hebt geleerd in situaties die het eerst spannend vond.

Een van de moeilijkste adviezen is om u niets aan te trekken van de goed bedoelde adviezen uit je omgeving. Alle adviezen kunnen elkaar tegenspreken en hierdoor ontstaat verwarring. Volg uw gevoel en vertrouw daar op. Als u merkt dat u het vertrouwen verliest of dat u boos wordt op uw kind, zoek dan deskundige hulp. Ook met deze vragen kunt u terecht bij de huisarts of de praktijkondersteuner. U moet altijd hulp zoeken bij een arts als een kind klaagt over buikpijn, pijn bij plassen of poepen, als uw kind met bloed plast of poept en als uw kind niet meer goed wil eten, drinken, slapen of groeien.

Conclusie

Poep- en toiletangst is een veel voorkomende angst bij peuters. Als een kind na het voelen van aandrang om een luier vraagt en in de luier poept, is het gewoon zindelijk. Het advies is om het kind een luier te geven, zodat de ontlasting goed op gang blijft. Verder moet u wachten tot het kind uit zichzelf weer naar de WC gaat. In de meeste gevallen gaan de problemen binnen enkele maanden over. In uitzonderingsgevallen is deskundige hulp nodig. De huisarts kan ouders en kind helpen bij het vinden van passende hulp

Door: Anka Wagenaar
Klinisch psycholoog, psychotherapeut kind en jeugd, orthopedagoog-generalist
Staf Yorneo, consulent Anorectaal Functie Centrum UMCG, bestuurslid NVCK.